Skip to content

Behandeling

Voor CNO-SCCH worden verschillende behandelingen aangeboden. Er bestaat geen richtlijn die voor elke patiënt gehanteerd wordt. Behandelaars brengen samen met de patiënt in kaart welke klachten en behoeften er zijn. Vervolgens wordt gekeken welke behandeling hier het best op aansluit.

Medicatie

NSAIDs (ontstekingsremmers)

Vaak begint de behandeling van CNO-SCCH met het slikken van ontstekingsremmers. Deze worden in medische termen ook wel ‘NSAIDs’ genoemd. Deze middelen remmen de ontstekingsactiviteit in het gehele lichaam, dus ook in het bot. Soms leidt deze behandeling al tot voldoende verbetering van de pijnklachten en de ontsteking – aanvullende behandelingen zijn dan dus niet nodig.

Bisfosfonaten

Andere patiënten houden ondanks de behandeling met NSAIDs nog pijnklachten. Vaak worden dan andere medicijnen ingezet, namelijk bisfosfonaten. Deze remmen de activiteit van cellen die het bot afbreken. Botafbraak en botaanmaak zijn als een cyclus met elkaar verbonden; wanneer de afbraak wordt geremd, komt dus ook de aanmaak meer tot rust. Bij een ziekte als CNO-SCCH, waarbij delen van het bot verhoogd actief zijn, worden bisfosfonaten vooral opgenomen op deze actieve plekken. Dit is gunstig, omdat dit juist de plekken zijn waar de botombouw tot rust moet komen. Ook hebben bisfosfonaten mogelijk een mild ontstekingsremmend effect.

Biologicals:

TNF-alfaremmers, specifiek de TNF-alfaremmers, zijn biologicals en worden soms ook bij CNO-SCCH worden gegeven. Deze medicijnen worden ook gebruikt bij andere ziektes waarbij het lichaam eigen weefsel aanvalt, zoals reumatoïde artritis. Als het ontstekingseiwit TNF-alfa verhoogd aanwezig is, remt een TNFalfaremmer hier de werking van – en daarmee de ontsteking. Deze medicijngroep is soms een optie wanneer andere medicijnen, zoals NSAID’s en bisfosfonaten, onvoldoende werken.

Paramedische behandelingen:

Fysiotherapie

Fysiotherapie is een veelvuldig toegepaste therapievorm bij CNO-SCCH en een waardevolle aanvulling op de behandeling. Het is niet eenvoudig om één behandeling voor CNO-SCCH-patiënten op te stellen, omdat de ziekte verschillende uitingsvormen heeft en een wisselend klinisch beeld laat zien.

Soms zorgt de pijn in de borstkas bijvoorbeeld voor (onbewuste) spanning in de spieren. Als de ziekte aan één kant zit, kan het ook zijn dat de andere schouder overbelast raakt, omdat die probeert te compenseren voor de pijnlijke schouder. Daarom wordt een behandeling altijd op het individu aangepast. Of patiënten baat hebben bij fysiotherapie, hoe vaak en voor hoe lang, kan dus ook wisselen naar gelang de klachten. Voorbeelden van behandelingen kunnen opgevraagd worden via info@cno-scch.nl.

Ergotherapie

Een ergotherapeut kijkt naar de activiteiten die voor de patiënt belangrijk zijn om uit te voeren – zoals hobby’s, werk of taken in huis – en hoe deze, met de beperkingen die CNO-SCCH soms opwerpt, goed kunnen worden uitgevoerd.

Back To Top